We zitten vrij hoog en moeten eerst naar beneden richting de Puente, met een mooi uitzicht op de stad.
Puente la Reina – Los Arcos
Puente la Reina - Estella
Uitzicht op Puente la Reina
Beruchte modderige paden
Langs de Río Argo gaat het een stukje rechtsaf steil omhoog.
Dit pad is berucht om zijn rode plakkerige modderklei.
Hoewel het niet regende was het nog wel te merken. Van de beide Spanjaarden die wij passeerden, had er één last van zijn knie. Loes probeerde met masseren wat te helpen en dat lukte haar onderweg regelmatig.
Uiteindelijk wordt het eerstvolgende dorpje Mañeru bereikt, waarna al van verre Cirauqui te zien is op een bergtop.
Cirauqui ligt op een bergtop
Aan de stadsrand
Dit gedeelte met de eerste wijnvelden en prachtige uitzichten is een van de betere tijdens de gehele route. Vooral ook omdat Cirauqui op de berg doorklommen moet worden en het nog een mooi plaatsje is ook. Dé gelegenheid voor een koffiestopje en je bent hier lang niet de enige!
Camino onder poort Gemeentehuis
Romeinse weg en brug
Op het hoogste punt ligt het gemeentehuis met een poort waar de Camino onderdoor loopt. Je kunt hier meteen een stempel pakken voor de liefhebber.
In de velden kom je op één van de opvallendste gedeelten van de Camino met nog oorspronkelijke “Calzada Mediaval” ofwel middeleeuws plaveisel richting het oude Romeinse bruggetje.
Alles wel behoorlijk vervallen maar behoorlijk indrukwekkend.
Het gaat omhoog over oude paden een tijdje met de autosnelweg in de verte op, waarna de Rio Salado met een houten bruggetje overgestoken wordt net voor Lorca.
Deze rivier was in de middeleeuwen berucht om zijn vergiftigde water! Aymeri Picaud doet hier in zijn Codex Calixtinus uit 1139 uitgebreid verslag van. Wij drinken hier ondanks de hitte sowieso niet van, maar langs de rand staan kalebasachtige planten. Als ik er in de buurt kom schieten ze met een pats zaadjes weg. Loes schrikt zich rot en trekt me weg. Het doet denken aan kwaaie wilde geesten en planten in Suriname!
☼ Aymeri Picaud en de Middeleeuwen
Was een monnik uit Poitou (F), die in 1139 in de Codex Calixtinus de eerste goede beschrijving gaf van de routes naar Santiago, die eeuwenlang gebruikt zou worden.
Codex Calixtinus
In 1118 waren in Saragosa de Moren over de kling gejaagd, waardoor de landroute ineens een stuk veiliger was geworden (voor die tijd werd vooral de moeilijke Ruta del Norte langs de kust gevolgd).
Santiago Matamoros
Om dit onbevolkte land te ontwikkelen werden Franken met privileges gelokt, beschreven in de zgn. Fueros, zoals; vrije handel, markten, gildenmonopolies en vrijheid van dienstplicht. Langs de Camino Francès ontstaan in snel tempo steden met voorzieningen zoals herbergen, gasthuizen, hospitaals, kerken en kloosters.
Cluny in Frankrijk is de grote animator met veel kerken en bezittingen langs de Camino. Later volgen eigenlijk alle andere orden zoals Cisterciënzers, Augustijnen, Antonijnen enz.
De veiligheid werd steeds meer gewaarborgd door vechtordes zoals de Maltezer en Johannieters Ridders en de Orde van St. Jacob.
Deze hadden als symbool Santiago Matamoros met speciaal zwaard met gebloemd vest.
Tijdens de laatste inname van het Saraceense Granada in 1492, wapperde op de hoogste toren van Alcazaba in het Alhambra de banieren van de Orde van St Jacob.
Dat deze bescherming geen luxe was, beschrijft Aymeri Picaud, niet gehinderd door enige nuance. Vooral de Tolgaarders en veerlieden moeten het ontgelden omdat ze ondanks vrijstelling van de Pelgrim, vaak met geweld, veel geld losklopten. Ook de Navarrezen (Basken) met hun onbegrijpbare taal en gewoonten waren de klos bij hem:
“Ze dragen zwarte kleren op Schotse wijze, slecht gekleed, eten en drinken slecht met zijn allen uit een ketel met de hand en één kroes.
Ze zijn verder kwaadaardig, donker van huid, lelijk, losbandig, pervers, ontrouw, verdorven, wellustig, drankzuchtig, doortrapt, driest, wild, oneerlijk, onbetrouwbaar, goddeloos, ruw wreed, twistziek, niet in staat tot edele gevoelens, gedrild in elke ondeugd en onrechtvaardigheid. Lijken op Saracenen en zijn vijandig naar Franken. Copuleren met ezels en muildieren……”
Over het vergiftigde water bij Lorca schrijft hij: De stroom zoutebeek (Rio Salado) niet van drinken, want dat betekende de dood.. Navarrezen zaten te wachten om met genoegen de dode paarden te villen. De Río Argo in Estella is daarentegen prima. In Los Arcos is weer een dodelijke rivier en zo ook iets verder.Hij waarschuwt voor vis uit Estella en Logroño en het vaak slechte eten en water. De stinkende herbergen met zijn slechte hygiëne waren berucht.
Onderweg bendes en coquillards die de Pelgrims overvielen. Zo waren vooral de Montes de Oca gevaarlijk. De rechtspraak was hard met vele gehangenen. Toch liepen in de 14e Eeuw dagelijks zo’n 1000 Pelgrims of 2 - à 500.000 mensen per jaar in de Jubeljaren (en dat heen en terug!).
De tocht was uitermate riskant vooral toen de zwarte pest toesloeg
Ook Leprozen liepen deze tocht en hadden hun eigen onderkomens.
Op de terugtocht was de Compostela een belangrijk document als pelgrimsbewijs.
Na de reformatie werd dit alles minder, ook door regulering in Frankrijk, met in 1650 een kleine opleving. Daarna ging het gestaag door tot de Franse bezetting van Compostela door Napoleon. Met de laatste jaren de geweldige revival.
Omhoog gaat het richting Lorca. De autosnelweg is nieuw aangelegd en moet onderdoor gestoken worden.
Onder de autosnelweg door
Frisse morellen!
Het is knap warm geworden en na een korte koffiepauze in de Bodego del Camino gaat het verder. Het is ook een Pelgrimsherberg. Onderweg vinden we eerst verse dikke zwarte kersen, die we met toestemming van de eigenaar plukken en een tijdje later vinden we morellen, die hier niet echt zuur zijn maar fris bij deze hitte.
Loes wilde mijn rugzak dragen en komt tot de ontdekking dat deze lekkerder draagt en niet zo zwaar is.
Bodega del Camino in Lorca
Dat draagt lekker!
Ik loop als pakezel met de mariniersrugzak, die zwaar is en niet lekker zit, achter haar te puffen.
Als ze op een hellinkje vraagt naar boven te komen om wat mooie paarse Lathyrus bloemetjes onder mijn pet te stoppen kanker ik op die pokkerugzak. Ze wordt hier zo kwaad over dat ik hem niet meer dragen mag!
Vilatuerta
Weer met eigen rugzak!
In Vilatuerte vinden we zelfs in een tuintje overhangende abrikozen, met mooi wit vruchtvlees. Loes vertrouwt dit niet zo erg maar proeft ze toch en vindt ze lekker.
We kronkelen door paadjes in het landschap tot we ineens over de Río Ega, via de oude pelgrimsweg Rúa, Estella inlopen en meteen links de refugio ligt.
De refugio met wandschilderingen
Menu Peregrino
De refugio is ruim met een grote slaapzaal met 34 bedden.
De wasjes drogen hier uitstekend!
Naderhand gaan we de stad in en eten een heerlijk Menu Peregrino.
Als we terug zijn en op het bed uitrusten houden we elkaar even vast en een dag later weet Kawachi te vertellen dat we “bezig” waren geweest. De stomme klapjapanner had liggen loeren terwijl er niets aan de hand was! Hoewel rumoerig slapen we goed na 119 km!