6 Augustus, Vertrek


Mijn zoon Michon brengt mij ’s morgens om 5:00 uur weg. Om goed 6:00 uur zijn we al in Dűsseldorf en hij neemt mijn auto mee terug naar huis zodat het parkeren geen probleem is. Bovendien kom ik hier waarschijnlijk op de terugweg niet weer langs.
Met rugzak loop ik naar de incheckbalie. Dit gaat hier allemaal eenvoudig. De rugzak gaat via de ingang “grote stukken” en met enige zorg zag ik hem verdwijnen op de lopende band.
Zelf ga je door de veiligheidspoort, waarbij alles uit je zakken moet en door een speciale scan wordt gecontroleerd. Toch gaat alles soepel en snel. Hierna wachten tot 9:00 uur waarna het vliegtuig vertrekt.

De vlucht zelf ging voortreffelijk en om 11:10 uur waren we al in Sevilla. Na het uitstappen is het wachten op de rugzak die op de lopende band aankomt.
Is alles heel gebleven? Waarachtig komt alles keurig intact eraan.
Naar de uitgang, de taxi’s laten waar ze zijn en wachten op de bus.
Deze arriveert na een kwartier en binnen een halfuur ben ik aan de rand van het centrum niet ver van de kathedraal.
Nu een Credential zien te verkrijgen.

06081
De zijkant van de Kathedraal in Mudéjar stijl

 

Credential del Peregrino
Het Credential is een belangrijk document. Het is hét bewijs dat je een pelgrim bent en aan de stempels van de overnachtingsplaatsen kan men zien hoe de tocht verloopt.
Met het Credential word je over het algemeen geholpen in refugio’s / albuerges, kerken, kloosters, raadhuizen en politiebureaus.
Als je minimaal 100 km gelopen hebt krijg je in Santiago in het Officina del Peregrino de oorkonde “Compostela” op naam en in het Latijn overhandigd.
Voor de liefhebber; het geeft recht op een volledige aflaat. Dat was vooral van belang voor de tot deze tocht veroordeelde misdadigers in de middeleeuwen (en natuurlijk de ware gelovige).
Stempels wil men je overal wel geven, zoals in cafés en zelfs stalletjes onderweg.
Ik heb dit beperkt tot de overnachtingsplaatsen en alleen het klooster van Oseira toegevoegd.
Zorg bij overnachten zonder stempelmogelijkheid wel voor een stempel van die dag en dat mag ook van een bar zijn. Men moet je tocht kunnen controleren!
Draag het Credential in een plastik hoesje met een touwtje om je nek anders is het papier, door de hoge temperaturen berg op en af, met de kortste keren doorgezweet.
En verlies hem vooral niet!

 


p

Voorzijde


p

 Achterzijde

Sevilla
Met rugzak loop ik even na twaalven door Sevilla naar de kathedraal.
Het is volop vakantietijd voor de Spanjaarden en dat is te merken ook. Voor de kathedraal staat een rij van meer dan 300 mensen te wachten tot ze een kaartje mogen kopen om erin te komen. Hoe kom ik aan mijn Credential del Peregrino?
Overal lopen security uniformen en dezen weten van pelgrims echt niets.
Steeds werd ik naar een andere ingang gestuurd tot ik op de poot ging spelen en er een superieur opdook.
Deze vroeg mij hem te volgen door de kathedraal naar een zijkantoortje en zowaar, daar kreeg ik keurig en gratis een Credential van de Via de la Plata.
Bovendien gaf hij een adres om te overnachten want Sevilla moet je wat nader kunnen bekijken.
Opgewekt verliet ik de kathedraal, welke overigens vol mensen is en zeer indrukwekkend. Gedeeltelijk is deze gebouwd in de Mudéjarstijl, waardoor sommige ingangen en de klokkentoren er als een soort moskee uitzien. (Dit zijn de resten van de vroegere moskee welke opgenomen zijn in de later aangebouwde kathedraal)

 

torre

Torre de la Giraldo

 

Geschiedenis
Sevilla was al in de Romeinse tijd een belangrijke hoofdstad (Hispalis). En de dichtbij gelegen ruïnes van de stad “Italica” zijn zeer de moeite waard. Deze Romeinse tijd duurde tot ca. 500. In deze tijd is ook de Via de la Plata aangelegd. De Romeinen maakten een echt ontworpen weg met onder - en tussenlagen versterkt met steenslag en afgedekt met speciale dekstenen.
Langs deze weg werden goud en zilver (Plata) vanaf het noordelijk gelegen Astorga (de Bierzo) naar het zuiden vervoerd. Na de Romeinse tijd werd Spanje door de Westgoten (een Germaanse stam) overheerst. Waarna in 711 de Moren via Gibraltar Spanje veroverden.
We zitten hier in “Al Andalus”, welke dus vanaf ca. 700 Moors was.
De wetenschap ontwikkelde zich door de samenwerking tussen Moren en Christenen tot grote hoogten. En vele geschriften uit de oudheid (Grieks, Romeins, Arabisch) zijn hierdoor voor de mensheid bewaard gebleven. De Spaanse taal bevat meer dan 2000 woorden van Arabische oorsprong.(abuela = oma, alfombra = mat, almohada = kussen, Algebra, Alchemie enz.)

Sevilla is pas in 1248 heroverd en christelijk geworden. Het laatste Muzelman bolwerk was het oostelijk gelegen Granada en werd door “Los Reyes Católicos” in 1492 heroverd, waarmee de Reconquista van Spanje voltooid was. De resterende Muzelmannen en trouwens ook Joden moesten hierna katholiek worden of Spanje verlaten.
Dit laatste hebben ze met duizenden gedaan, hetgeen tot 1600 doorging. In Marokko zijn nog hele gemeenschappen welke hier vanaf stammen en tot voor kort eigendomsrechten claimden.
Vele naar Amsterdam vertrokken Sefardische Joden hebben Holland mee groot gemaakt in de gouden eeuw. Zij wisten hoe de wereld in elkaar zat.

De Inquisitie controleerde of de bekeerden niet stiekem Muzelmannen of Joods waren gebleven waarna de brandstapel volgde. De Islam wil Spanje nog altijd heroveren.
Overigens in 1492 werd ook Amerika door Columbus ontdekt, waarmee het wereldrijk Spanje begon. Sevilla was hierbij de uitvalshaven waarvandaan alles werd aangestuurd.
Vele bekende conquistadores waren afkomstig uit Andalusië en vooral Extremadura.
Denk hierbij aan Cortez, Hernandez en Pizarro.

Extremadura was eeuwen lang de armste provincie van Spanje.
De  2e , 3e en meerdere zonen van de adel moesten in Amerika een nieuw rijk voor de koning (en voor zichzelf) stichten en dat hebben ze, geholpen door de kinderziekten die ze meebrachten, ook gedaan. De indianen stierven als ratten door mazelen, waterpokken en griep…
Overigens brachten ze ook een onbekende ziekte mee naar Europa. Deze werd bekend als “Venusziekte” en werd een plaag (syfilis). De Spanjaarden zouden deze ziekte opgelopen hebben door te paren met een Lama volgens zeggen.

De Moorse tijd is van groot belang geweest voor Spanje. De Moren hebben Spanje veroverd tot in het Noorden onder León, met Galicië en Asturië en tegen Navarra met het Baskenland. Het Noorden vonden ze het al snel te koud en nat worden en ze hebben niet echt moeite gedaan om hier verder te komen.
De Noordelijke volken waren in staat gebleken, onder het koninkrijk León (de legendarische “el Cid”) en Navarra, de Moren te weerstaan. Als Patroon voor deze weerstand en latere herverovering werd Santiago gekozen. Zodat tot vandaag Santiago de beschermheilige is van Spanje. Vanuit het noorden is men stukje voor stukje in geslaagd de Moren te verdrijven. De bekende kruisridderorde van “de Tempeliers” waren hierbij geduchte vechtjassen en nog altijd zijn burchten in geheel Spanje zoals in Ponferrada te bezichtigen.

Start van de tocht
Op zoek naar de hostal zoals aangegeven. Deze was niet zover van de kathedraal maar bleek vol te zijn (completo). De hospitalero had gelukkig nog een speciale aanbieding voor me; een appartement voor slechts 40 Euro. Ik heb hem maar eens aangekeken en gevraagd of dit de normale prijzen waren voor peregrinos en ben weggegaan.
Vanaf dit moment stond het vast; weg uit dit overvolle Sevilla en meteen beginnen aan de Via de la Plata.

 

Achterzijde kathedraal in Sevilla

 

 

p

De Via de la  Plata in Andalusië

 

Vol goede moed gestart en naar de bruggen over de Guadalquivir (die in de Romeinse tijd “de Betis” heette, Betis Sevilla = voetbalclub) en langs de wereldtentoonstellinggebouwen in de verte. Bij de bruggen pakte ik de eerste gele pijlen, die zo belangrijk zouden zijn gedurende de rest van de tocht.
Vrij snel na de laatste brug ging het rechtsaf en het open veld in.
Nu pas viel het op hoe dor alles was. Werkelijk verlept tot de laatste bloem.
Het enige wat groen was waren de cactussen en enkele bomen. De temperatuur begon inmiddels ook behoorlijk op te lopen richting de 40° C.

 

 

De blik op oneindig en beginnen !

 

 

Na ca. 10 km kwam ik in Santiponce aan. Een langgerekt dorp met beroemde Romeinse ruïnes, waarvan Italica wel de bekendste is. Italica was een complete Romeinse nederzetting welke nog de geboorteplaats was van 2 latere keizers, o.a. Hadrian, bekend van de Engelse Hadrian wall. Dit was een verdedigingsmuur dwars door Engeland op de grens met Schotland, om de woeste Schotse horden te weerstaan.
Deze ruïnes mochten vrij bezocht worden volgens zeggen, maar bleken midden op de middag gesloten te zijn, dus geen mozaïeken en amfitheaters, dan maar op zoek naar een open bar.
Dit bleek nog niet zo gemakkelijk te zijn. Gelukkig was nog één restaurant geopend waar een tappilsje te krijgen was.
Dit heet; una Caña voor een normaal glas, un tubo voor een langgerekt wat groter glas en er is de mogelijkheid een halve liter te krijgen.
Hier mijn eerste rust genomen. Natuurlijk had ik al bij een open winkel frisdrank gekocht, want bij deze temperaturen met een rugzak van 15 kg op je nek is voldoende drinken een absolute noodzaak. De van huis uit meegebrachte broodjes met hartige ei en uien gingen er goed in en geven voldoende energie om door te gaan.

Na Santiponce onder de autobaan door naar links en een eindeloos licht golvend veld in. Hier viel werkelijk op hoe dor en desolaat Andalusië in augustus is.
De zonnebloemvelden bleken compleet zwart verdord en de granen waren allang geoogst. Op sommige velden werd irrigatie toegepast. Dat hebben de Spanjaarden nog geleerd van de Arabieren en opmerkelijk is hoe goed dit functioneert. Ook zag ik velden met groene planten met paarse bloemetjes, sojabonen of katoen?
De eindeloze weg gevolgd tot een betonnen soort overlaat van een beek. Deze was nu laag en doorwaadbaar, maar volgens verschillende verhalen in de regentijd ‘s winters en in het voorjaar een bijna niet te nemen woeste diepe stroom.
Aan de rechterzijde een boerderij met een hoge silo welke lang van verre was te zien en maar niet dichterbij leek te komen.
De weg ging maar door tot net voor het plaatsje Guillena rechtsaf werd geslagen en door een nu lage beek, omzoomt met cactussen werd gewaad, langs sinaasappel plantages, naar de rand van het dorp.

Een cactussenveld bij de beek

 

Hier kwam ik zo ongeveer uitgedroogd aan. De zon brandde er ongenadig op los en de hitte liet zich nu echt voelen en zo direct na thuis was ik waarschijnlijk nog onvoldoende geacclimatiseerd.

Aankomst in Guillena na 24 km, hoogte 23 m.
Tegen zessen bleek het plaatsje compleet uitgestorven. Alles gesloten. Dan maar naar de Guardia Civiel of Policía local en de dienstdoende agent was zo vriendelijk mij een stempel in de pelgrimspas te geven en bovendien door te verwijzen naar de plaatselijke sporthal (polydeportivo) waar een slaapplaats zou zijn.
Hij waarschuwde nog wel dat het niet luxe was. Inderdaad stond hier bij aankomst een collega agent met sleutel van een ruimte waar 4 turnmatten op de betonnen vloer lagen, maar er waren werkende douches en een toilet.
Alleen alles in een ongelofelijk smerige staat. Hier heb ik meteen mijn slaapmatje met slaapzak op de matten gelegd en kwam mijn opblaaskussentje goed van pas. Duidelijk is dat een pelgrim niet “fien op den tong” moet zijn.

De naastliggende bar was gesloten. Van een schoonmaakster had ik eerder een flesje water gekregen (was nergens te krijgen) en ik heb haar bedankt en gezegd dat ze een engel was.

Verkrijgbaarheid water en voedsel
Houd er rekening mee steeds minstens 2 liter water mee te nemen. Vooral na 14:30 uur zijn bars, restaurants, winkels en alles gesloten.(cerrado, enigszins slissend uit te spreken)
Heel Andalusië en ook Extremadura zijn dan in “siesta”, hetgeen kan duren tot wel 19:00 uur of zelfs later. Aan water of voedsel is bijna niet te komen. Daarbij zijn de huizen zeer goed afgesloten en zeker in het buitengebied niet benaderbaar.
Grote hekken met meestal 3 honden met blinkende tanden en nergens een bel of iets dergelijks. Als al contact met de bewoners wordt gekregen is men meestal wel bereid water te geven, maar ga hier niet van uit. Bovendien is het geen uitzondering dat je 20 á 25 km door volstrekt verlaten bossen en landerijen moet trekken.
Een gunstige uitzondering zijn de tankstations in de buurt van de Carretera (snelweg) en dorpen, hier is meestal wat te krijgen als men er al een tegenkomt.

De bar bleek later pas na 20:00 uur open te gaan, dus naar het plaatsje gelopen.
Typisch Andalusië met pleintjes en palmen en een bepleisterde witte kerk met gele banden en vaak ooievaarsnesten op de toren. Deze combinatie komt overal weer terug, ook in de Finca’s en landhuizen.

Typisch Andalusisch kerkgebouwtje in Guillena

 

De bar in het dorp was nu open en het pilsje smaakte geweldig. Met de bezoekers is gemakkelijk contact te krijgen en ze vragen je altijd waar je vandaan komt.
In mijn geval dachten ze meestal; Alleman.
Vaak werd je onderweg aangesproken door oudere mensen met enige woorden Duits, overgehouden aan jaren van gastarbeiderschap in Duitsland.
Zelfs Nederlands kwam verschillende keren voor. En het Nederlandse voetbal met Rijkaard van Barca en van Nistelrooij van Real kenden ze allemaal.
Buiten voor de bar was het genieten van een Menu del Dia en de heldere zomeravond met ondergaande zon zo tegen 21:30 uur.
Loes gebeld dat ik al op pad was en de ambiance heerlijk.

Handy
Met de “handy” of mobieltje werd telefonisch contact met het thuisfront gehouden, zodat ze hier ook op de hoogte waren.
Omdat ik alleen liep was dit contact stimulerend en onderweg was het mobieltje vaak noodzakelijk om een hospitalero te bellen bij een refugio.
Bovendien heb je als je alleen loopt een alarm mogelijkheid bij je, stel je voor dat je in de bush een been breekt!
Nadeel was wel de gepeperde rekening achteraf. Gelukkig heeft de EU ervoor gezorgd dat de schandelijke dubbeltarieven afgeschaft zijn.
Zorg wel dat je een oplaad adapter meeneemt, stroom is in de refugio’s geen probleem.

Plaza Major in Guillena

Menu del Dia
In de meeste bars of een restaurant kan een dagmenu worden verkregen. Dit kan
’s middags zo tot ca. 14:30 uur en ’s avonds vanaf 21:00 uur en soms nog later.
Dit zijn eenvoudige 3 gangenmenu’s. Een voorgerecht naar keuze. Meestal Ensalada mixta (gemengde salade met tomaten, olijven en tonijn), Lentegas (linzensoep), Andere soepen, worst en ham plankjes, soms koude soep, of macaroni.
Hierna het hoofdgerecht vaak keuze uit verschillende vleesgerechten, vis of kip met wat patat en soms pasta.
De “postre” is simpel; een bekertje yoghurt, een ijsje, flan of fruit.
Bij dit alles wordt altijd brood geserveerd en de wijn hoort bij het menu.
De kosten voor dit alles liggen tussen de 7 en 10 Euro per menu. Hier geldt; in het binnenland goedkoop en vaak goed. In de steden zoals Ourense, aanmerkelijk duurder.
De keuze kan soms beperkt zijn. Toch kan ik zeggen altijd smakelijk gegeten te hebben zonder spijsverteringsproblemen.
Op de route heeft men soms een “Menu Peregrino”. Dit menu bevat extra calorieën zoals een Pelgrim na een dag sjouwen met rugzak nodig heeft. Op de Camino Francès overal te krijgen, op de Via de la Plata zelden. De prijs is hetzelfde als een dagmenu.

Om 22:00 uur het “bed” opgezocht. Hier kon ik nog enige tijd genieten van het lawaai op het naastliggende voetbalveldje.
De ruimte was niet af te sluiten (had geen sleutel). Zodat bij mijn bezoek aan het dorp de rugzak onbeheerd achter gebleven is.
Zorg altijd de waardestukken bij je te hebben. (hang portemonnee, waarmee ik zelfs sliep) Dit is gedurende de tocht verschillende keren voorgekomen, gelukkig zonder dat ik ooit wat gemist heb.
Warm was het wel. Het gekke is dat naderhand de hitte en pijn aan je voeten het snelst vergeten zijn.
Evengoed was ik een dag op pad en hoera al 24 km op de Via de la Plata !

 

p