7 September

Ourense – Cea, 22 km, hoogte 500 m

 

‘s Morgens vroeg een hoop gedonder, waarna we het volgende horen:
De 5 Spaanse fietsers zijn nog om 22:00 uur gaan eten. Op de waarschuwing dat om 22:30 uur de refugio dicht gaat werd nogal laconiek gereageerd. Toen ze om 24:00 uur terugkwamen was tot hun verbazing alles hermetisch afgesloten. Van armoede zijn ze weer de stad ingegaan en hebben het laatste gedeelte van de nacht voor de herberg in de kou gebivakkeerd, met dunne polootjes aan; geen pretje!
Om 6:00 uur waren ze het helemaal zat en toen ze een openstaand raam ontdekten klom er een naar binnen. Onder dit raam sliep de tweede hospitalera, een wat oudere Spaanse, en de inbreker landde pardoes bij haar op bed!
Grote paniek; Socorro! Socorro! (help, help) en de inbreker werd er gauw weer uitgetrapt.
Om 7:00 uur worden de fietsers eindelijk binnen gelaten. Ze moeten hun Credential inleveren en zelfs de politie is gewaarschuwd. Tot het zover is mogen ze nog wel even slapen en dat doen ze ook, maar het pelgrimeren is afgelopen.

Eigenlijk een aardig verhaal en de straf is wel wat overtrokken. De jongens meenden het niet zo kwaad en zijn natuurlijk zeker geen criminelen. Waarschijnlijk is het toch beter om ook een hospitalero (man) erbij te hebben, zodat niet zo wordt over gereageerd.

  Fietsers versus lopers
Bij de grotere en drukkere refugio’s gaan deze beiden niet goed samen. Lopers hebben alleen met hun rugzak te doen terwijl fietsers altijd met hun fiets in de weer zijn en de lopers daarmee in de weg zitten. Fietsers hebben ook een ander ritme; meestal later.
Daarom worden door veel refugio’s, vooral aan de Camino Francès, fietsers doorverwezen naar campings of hostals, of worden pas geaccepteerd na 20:00 uur als de lopers binnen zijn. 5 Km verder fietsen is meestal geen probleem, dit lopen, ’s avonds laat en uitgeput, is wat anders. Aan de “Via de la Plata” waren zo weinig pelgrims dat er ruimte genoeg was en het goed samen ging.

 

R +H en Peter zijn nog rustig bezig en ik besluit vandaag maar weer alleen verder te gaan. Om 8:00 uur ben ik door de stad op weg naar de Romeinse brug over de Miño.

De stad uitkomen is geen probleem; alles gaat naar beneden richting rivier. Onderweg zie je dat het een grote stad is van 110.000 inwoners.

Over de indrukwekkende Romeinse brug gaat het hoog over de rivier richting station en hiervoor linksaf.
Op de een of andere manier ben ik wat gedesoriënteerd en heb het gevoel richting Portugal te lopen maar het is juist omgekeerd.

De Romeinse brug over de Miño

De Romeinse brug over de Miño

 

Na 5 km de weinig fraaie bouwsels aan de rand van een grote stad doorgeworsteld te hebben kom je in Canedo. De pijlen staan het dorp door onduidelijk aangegeven en aan de rand staat links duidelijk geel en geel / wit aangegeven. Ik volg deze en langs een smal weggetje gaat het langs een ijzerindustrie steil naar beneden tot langs een riviertje linksaf wordt geslagen. Na enige kilometers gaat het weggetje weer terug en nu krijg ik het vermoeden fout te zijn gelopen. Ik vraag het bij de Carretera en deze Spanjaard is geen “si si” figuur; ik zit fout, de bepijling is van een plaatselijke route (waarom in geel en geel / wit?), dus terug maar weer.
Gelukkig kom ik langs de nodige perzikenbomen vol met rijpe vruchten en die zijn wat droger dan die uit eigen tuin, maar gaan er wel in.
Eindelijk weer terug buiten Caneda gaat het nu rechtdoor onder een spoorwegtunneltje door op het goede traject.
Hierna zie je de reusachtige betonnen peilers in aanbouw voor een spoorbrug over dit dal. Men legt een hoge snelheidslijn aan en deze werkzaamheden zul je steeds tegen komen tot Santiago.

Het dal omhoog vergeet je niet snel; meer dan 2,5 kilometer bloedsteil voetje voor voetje beulen. Van 125 m gaat het naar meer dan 500 m hoogte!
Boven aan de kruising ben ik 11 km op weg maar door het mislopen al bijna 3 uur op pad.
Nu gaat het door allerlei verlaten dorpjes, waarbij de route eenzaam en zeer oorspronkelijk is.

 

Oorspronkelijke weg bij Reguengo

Oorspronkelijke weg bij Reguengo

 

 

brug

De brug bij Ponte Mandrás

 

pelgrimsbron

De pelgrimsbron bij Mandrás

Na 15,5 km komt de brug van Ponte Mandrás tevoorschijn en aan het eind van het rustige dorpje staat een mooie pelgrimsbron. Het water is glashelder en lekker koel.
Na het klimmen is het hier goed bijkomen en ik neem de tijd om uit te rusten.
Een paar honderd meter verderop blijkt een bar te zitten en ik kan de verleiding niet weerstaan om hier een bocadillo met een pilsje naar binnen te werken.

Het is inmiddels 13:00 uur en buiten klinkt typisch Duits geroezemoes en daar komen R+H en Peter binnenstappen! Het weerzien is roerend en we besluiten samen verder te lopen naar Cea, wat met de sappige anekdotes van R, het lopen een stuk lichter maakt.
Dat geldt overigens niet voor “der Rudolf” die op een ongelooflijke manier blaren heeft, hoewel hij toch een geoefende wandelaar is. Elke dag is hij uitgebreid bezig pleisters te plakken en hij vraagt zich af of dit niet de laatste keer is dat hij naar Santiago trekt.
Hij is werkelijk geoefend want na 5 “Compostela” certificaten is hij maar gestopt om weer een nieuwe te halen.
Alle mogelijke routes naar Santiago heeft hij al gelopen en beschreven in zijn onderhoudende website:

http://www.st-dionysius.com/Pilgerseiten/camino.html 

R durft het bronwater even terug niet te drinken, want hij denkt er jaren geleden van aan de “race” te zijn gekomen!

Gezamenlijk gaat het verder en bij het dorp Casasnovas is weer een bar met lekkere “Empanada” (in broodkorst ingepakt), wat zoveel wil zeggen als een soort pastei, dat in stukken is te krijgen.
Om een uur of vier komen we in Cea aan. Dit plaatsje is een waar doolhof aan straatjes maar uiteindelijk vinden we de opvallende refugio met een Horréo erop.

In de refugio is een hospitalero aanwezig en de herberg is nu eens prima ingericht met een mooie functionele keuken, slaapzaal en terras.
Al gauw hangen de wasjes te drogen.

 

Mooie slaapzaal

Mooie slaapzaal

 

Wasjes drogen op terras

Wasjes drogen op terras

 

We zijn niet de enige pelgrims hier. Er komen nog Spaanse fietspelgrims en een wonderlijke Duitser die een gedeelte loopt. Hij ziet er flamboyant uit met lang geel /grijze haren en doet aan alternatieve geneeskunde.
Tot enige jaren geleden was hij politieagent maar dat paste niet en die dienst had hij toch maar verlaten.
Ook was er een Spaanse met een kaal hoofd, een pony en een bijtend keffertje,  Waarschijnlijk leed ze aan een ernstige ziekte. Ze liep omgekeerd naar Madrid.

De Horréo op de refugio in Cea

De Horréo op de refugio in Cea

 

R+H kookten zelf, dus met Peter een restaurant opgezocht en een lekkere “pulpa” gegeten. (inktvis). Wel was dit het enige restaurant met een zeer matige wijn.
Peter is gepensioneerd en loopt de laatste 100 km vanaf Ourense, genoeg om daarop de “Compostela” te krijgen.

Het plaatsje heeft een opvallende, apart staande klokkentoren en een vriendelijke bevolking.
Met het zoeken van de straatjes in de doolhof was het aardig praten met de buitenzittende en bonendoppende mensen.
In de keuken van de refugio naderhand een gezellig wijntje nagedronken.
Hierna een rustige nacht en met 940 km schiet het wel op!

 

De klokkentoren van Cea

De klokkentoren van Cea

 

 

p