10 Augustus

El Real de la Jara – Fuente de Cantos, 42 km, hoogte 586 m


Het was nog bijna donker toen ik vertrok. De route het dorp uit was de vorige dag al verkend en zo kwam het beekje, welke de grens tussen Andalusië en Extremadura vormde, al gauw in zicht.
In de schemering was de ruïne van een kleine burcht zichtbaar. Deze burcht stond op zichtafstand van de burcht in el Real de la Jara en moest de via de la Plata en de grens beschermen.

 

De Via de la Plata in Extremadura

 

Extremadura
Is de armste provincie van Spanje en grenst tot halverwege aan Portugal.
Het klimaat is net als Andalusië droog en warm in de zomer, maar koud met vorst en sneeuw in de winter.
De natuur in de zomer is zuidelijk (Andalusië en Extremadura) zeer hard, dor, droog en weinig toeschietelijk. Zelfs het gras of wat er op lijkt mag deze naam niet hebben. De verdorde planten zijn stekelig zodat je wel laat om er in te gaan liggen. Gelukkig zijn er stenen voldoende om op te zitten. Ook de mensen zijn gereserveerder en zeker niet zo aardig als in het Noorden. De naam duro = hard zit niet voor niets in Extremadura.
Volgens de verslagen uit de boeken in de refugio’s langs de route, kan het ’s winters ook nog bar koud zijn met sneeuw en vorst. Waarbij de uitgedroogde beddingen snelstromende rivieren zijn geworden, waar je niet zomaar droog doorkomt.
Het landschap is een golvende hoogvlakte met spaarzame bomen en cultuurgebieden met graan - en wijnbouw.
Toch is het niet eentonig met natuurparken, stuwmeren van Alcantara en mooie steden zoals Zafra, Mérida en Cáceres. Deze steden hebben prachtig behouden ruïnes en gedeeltelijk loop je op de oorspronkelijke Calzada Romana van de Via de la Plata.
De eerste 300 km tot Cáceres kunnen eenzaam zijn. Enkele fietsers (Spanjaarden), lopers zelden. Dat houdt in dat je soms urenlang niemand ziet. Hier moet je wel tegen kunnen.
Pas na Salamanca kom je zo nu en dan een medepelgrim tegen in de Albuerges.
Eigenlijk duurt het zware traject 450 km totdat je bij de pas, “Puerto de Béjar”, Castilië en Léon inloopt. Vanaf hier is het nog 80 km naar Salamanca. De mensen zijn ineens vriendelijker en de Albuerges talrijker.

De middeleeuwen kijken letterlijk op je neer vanuit de burchten en je bent op de antieke via.
Meteen over de grens zie je de eerste vierkante granieten stenen welke de route in Extremadura markeren. Als er een geel tegeltje op zit betekent dit dat je op de tegenwoordige route zit, een groen tegeltje dat je op de oorspronkelijke route zit en een geel en groen tegeltje, dat je op een begaanbaar deel van de oorspronkelijke route zit.
De indeling kan wel voor misverstanden zorgen. Bovendien zijn de stenen niet altijd goed zichtbaar.

De granieten vierkanten met geel en groene tegeltjes

De onverharde weg wordt begrensd door stenen muurtjes en loopt door de landerijen van Finca’s begroeid met steen - en kurkeiken. Hieronder grazen koeien en scharrelen varkentjes.

p

Dit type landschap is tekenend voor een groot gedeelte van Extremadura.

 

Tot de volgende plaats Monesterio is het 20 km. Na 10 km kruist men een nieuw aangelegde autosnelweg. De pijlen zijn keurig op een nieuw pad parallel hieraan aangebracht. En op gaat het naar een kleine pas 800 m hoog, de Puerto de la Cruz, net voor het plaatsje.
Monesterio zelf blijkt een nogal saai plaatsje te zijn in een lange lintbebouwing langs de snelweg. Maar de koffie met een bocadillo (broodje) is smakelijk.
De refugio van het “Cruz Rojo” (Rode Kruis) blijkt inderdaad gesloten, maar het is pas 12:00 uur en de dag nog lang.
Na het dorp is het volgens de routeplanning 22 km naar Fuente de Cantos.
Het landschap is golvend met bomen en muurtjes, veel varkentjes en koeien. Door poorten loopt het over Finca’s met mooie onverharde weggetjes, onverwachte drinkplaatsen en vergezichten.

Dit gaat zo 10 km verder. Dan verandert het landschap in een kale licht golvende vlakte met landbouwgrond. De temperatuur laat zich gevoelig gelden. En er doemt een probleem op; Wat moet ik kiezen: de gele pijlen, of de granieten vierkanten?
De gele pijlen zijn vaak slordig aangebracht en de granieten vierkanten wel duidelijk. Dus ik besluit deze maar te volgen, ze zijn tenslotte door de “Junta” aangebracht.
Als ik eindelijk na vele km de “Carretera” (verharde snelweg) bereik staat er een bord met een kaart van de oorspronkelijke route, maar krijg ik het idee een behoorlijk eind van Fuente de Cantos af te zitten.
Wat nu? Ik ben keikapot, heb er al 42 km opzitten en de temperatuur is door de 40° C.
De rugzak wordt steeds zwaarder en de watervoorraad is bijna op.
Op de Carretera een tegemoet rijdende auto aangehouden, gevraagd waar ik nu precies zit en waar Fuente de Cantos ligt. Men vertelt mij dat dit plaatsje (o schrik) nog 8 km verder ligt.

De Carretera maar langsgelopen om deze verschrikkelijke kilometers weg te krijgen. Nu ontdek je dat sommige Spaanse gewoonten slecht uitkomen. Men stopt beslist niet voor lifters, dus de weinige passerende auto’s doen nergens wat op uit.
Hoera, na 4 km komt er een auto van de “Guardia Civil” aan. Deze aangehouden en kennelijk zat ik er dermate doorheen dat ze me de laatste km naar het plaatsje brachten. Wat een opluchting!

 

p

Fuente de Cantos komt maar niet dichterbij.

 

In het plaatsje word ik aan de rand afgezet. De plaatselijke gerestaureerde en veel belovende herberg bleek nog niet zo gemakkelijk te vinden. Maar o wee; gesloten.
Na veel zoeken vind ik een restaurant waar ook een “habitación” is en dat bed kost maar 8 Euro. Hoe is het mogelijk?!
Aan het eind van mijn Latijn laat ik me hier op het bed zakken en rust wat uit.
Ze hebben ook een prima pilsje en eten, en dat alles voor weinig geld.
Natuurlijk, op de douche was het improviseren met lekkende kranen, verstopte afvoeren, koud water en niet werkende lampjes maar dat zijn de kleinere ongemakken.

Terugkijkend op deze moeilijke dag vallen een paar dingen op. Het laatste stuk lopend door kale velden, belt Han Rutgers, collega van kantoor op; hoe het gaat? Wat is dan de afstand groot met thuis en zijn de heersende omstandigheden moeilijk over te dragen.
In het plaatsje heb ik nogal moeten zoeken om vanaf de gesloten refugio naar het restaurant te komen. Een vriendelijk verzoek aan een Spanjaard met een “SUV” om me daar neer te zetten werd bars geweigerd, hoewel ik kapot was en dat ondanks de verzekering dat ik dit in vergelijkbare gevallen in Nederland zeker zou doen.
Men is hier beslist minder behulpzaam dan in het Noorden.
Gelukkig had Loes, mijn exotische muze, meer begrip tijdens de zo welkome telefoontjes met thuis.

Ik prijs me gelukkig het gehaald te hebben, vandaag zeker 46 km onder barre omstandigheden weggezet en ben nu 136 km gevorderd.

 

p

( let op de stier aan de horizon)

Overal in Spanje is het tot nationaal symbool geworden en enig

toegelaten commercieel contour “de stier van Sandeman” te zien