29 Augustus

Faramontanos de Tábara – Santa Marta de Tera, 31 km, hoogte 726 m


Normale tijd, met licht wakker worden op om ongeveer half acht. Pepe ligt met vrouw nog in diepe ruste en heeft aangegeven vandaag niet verder te willen dan Tábara dat maar 7 km is. De hond en allen moeten wat bijkomen.
Al snel ben ik redelijk monter op pad. Het dorp uit is net zo erg als erin; 3 km kale vlakte met irrigatie buizen in aanleg.

De kerktoren van het klooster San Salvador is al een tijdje te zien en ligt aan de rand van Tábara.
De voortgang van de route is onduidelijk en op het Plaza Mayor rondgekeken hoe verder. Dan het gemeentehuis in, maar hier weten ze helemaal niets!
De N-631 maar een tijd gevolgd en dat worden er uiteindelijk 10 km tot rechts de afslag naar het dorp Litos word aangegeven. Waar zit ik toch?, een goede kaart ontbreekt nu wel.
                                                            

het klooster San Salvador

het klooster San Salvador

 

Voor Litos komt een oud baasje uit het veld gestapt met een grote hark op zijn nek. Hij geeft aan dat de route goed is en het volgende dorp dichtbij. Hij sprak zelfs wat Frans omdat hij er jaren gewerkt had en een heel verhaal opleverde. Over de asfaltweg gaat het langs het dorp omhoog en opeens zie ik weer gele pijlen die een pad naar een Finca links inwijzen.


Het wordt een mooie wat onduidelijk bepijlde weg dwars door kuddes koeien, die me gelukkig alleen aankijken, en door mij omzichtig gepasseerd worden.
De Finca zelf is verlaten en rechts ervan gaat het verder tot de poort bereikt is en in de verte Villanueva de las Peras opduikt.
In dit dorp het plaatselijke barretje opgezocht voor Café con Leche, het was ook al over tweeën en met al het zoeken en omlopen was ik toch wel 24 km op weg.

 

kuddes koeien

Door kuddes op de Finca

Het dorp uit gaat het een bergruggetje over en ziedaar; het begint te betrekken en na enige tijd zowaar te regenen!.
Ik ontvouw mijn legerponcho en gooi deze over de rugzak zodat ik er helemaal inzit. Koud is het zeker niet met temperaturen ver boven de 30° C.
Zo lopen we deze tocht toch nog enige uren in de regen! Wat zullen de boeren hier blij mee zijn.

regen

Regen bij Villanueva de las Peras

 

Het is weer droog geworden en naderen Santa Croya de Tera. In de uitlopers van de bergrug zijn nu overal vreemde bouwsels gemaakt. Het zijn een soort holen die de berg inlopen met een pijp erop en een deur ervoor. Het ziet er nogal primitief uit.
Dit zijn de Bodegas die elke zichzelf respecterende familie in deze streek heeft.
Men produceert hier en slaat de wijn en landbouwproducten op in deze zomers en
’s winters koele omgeving.

Bodegas in de berghelling

Bodegas in de berghelling

           

Santa Croya de Tera komt in zicht. De Tera blijkt de rivier te zijn en alle plaatsen worden hier naar vernoemd.
Het landschap is vanaf hier wezenlijk groener geworden en heel wat prettiger voor een wandelaar.

Na het langgerekte Santa Croya de Tera komt Santa Marta de Tera in zicht. Aan de kant van de weg zit het jonge Spaanse stel dat alleen ’s middags in refugio’s slaapt. Nogal plotseling sta ik voor Casa Anita, de refugio die door het echtpaar Anita en Domingo worden geleid.
Ik word door beiden hartelijk ontvangen en ze spreken nog Duits ook.
Gauw een stempel in de pelgrimspas en even rustig zitten. Boven de rechterenkel is het rood en behoorlijk opgezwollen en natuurlijk voel je dit bij elke stap.
Ik overweeg om een rustdag in te lassen want zo gaat het niet goed. Stel je voor dat ik gedwongen zou zijn om te stoppen; een ware nachtmerrie! Aan de andere kant is steeds mijn uitgangspunt; als je werkelijk blijvende schade zou ondervinden aan een blessure moet je stoppen. Anita en Domingo vinden het best als ik een dag langer zou blijven.

 

Ze hebben een eigen Bodega die dan meteen bekeken kan worden en ze maken ook zelf wijn die de Pelgrims onbeperkt gratis mogen drinken! Domingo vertelde toch ca. 1500 liter per jaar te maken. Het was een licht gekleurde rode wijn, niet groots maar hapte zo lekker weg.
Domingo was een paar jaar gepensioneerd bij de plaatselijke suikerfabriek en had dit werk ook in Duitsland gedaan.
Ze hebben van deze refugio echt wat gemaakt met een mooie patio en keuze tussen stapelbedden of een eigen kamer. Alles tegen aanvaardbare prijzen; overnachten 8 Euro, en avondeten ook 8 Euro. Er staat een automaat voor bier en andere spullen omdat sommige pelgrims “vergeten” te betalen.
Domingo is gedreven en geeft goede tips voor de te volgen weg. Hij heeft ook pijlen gezet tussen Tábara en hier zodat mijn mislopen aanleiding geeft om vanuit dit dorp een betere uitvalsroute aan te geven.

Tijdens het avondeten zijn bekende medepelgrims opgedoken; Michael en Eva.
Eva blijkt nogal verwend te doen; de wijn is maar niets en de rest valt ook niet mee. Wat kunnen mensen toch zeuren. Hoewel ze bijna 2 meter lang was maakt dit voor de gemoedstoestand niets uit. Op de vraag hoe ver ze ’s avonds nog gekomen waren bleek dat ze van Riego del Camino naar het volgende dorp Granja de Moreruela 7 km verderop waren gegaan. De waarschuwing heeft dus toch wat uitgehaald.
Even later kom ik aan de bar een oude bekende tegen; Don Blas, de Santiago toegewijde pastoor van Fuenterroble de Salvatierra, dat toch maar liefst goed 200 km zuidelijker ligt nog onder Salamanca! Hij blijkt de route regelmatig te controleren en de refugio’s te bezoeken. Hij was nog niet de oude en een pilsje ging er niet in.
Naderhand het bed opgezocht en gebeld met het thuisfront. Met Henk gaat het beter en Loes geïnformeerd over de toestand van mijn enkel, zo’n klankbord geeft een hoop extra steun.
Ondanks alle pijntjes ben ik 686 km op pad.

 

p