De volgende morgen komen we wat moeizaam weg. Het ontbijt staat klaar en we kunnen onszelf helpen. Weer verval ik in dezelfde fout door Loes te willen opjutten waarbij het tegendeel bereikt wordt en aanleiding geeft tot een clash. Naderhand heb ik er spijt van, maar dit verschil in ritme zit ons nog wel eens dwars.
Uiteindelijk zijn we op pad en in de opkomende zon lopen we een smal vruchtbaar dal met bomen door richting Castrojeriz. De Camino is hier nog zeer oorspronkelijk en niet verdwenen onder het asfalt van moderne routes.
Klooster van San Antón
Voor ons komen de ruines van het klooster van San Antón in het zicht. De weg voert onder de Gotische bogen door, waar de zandstenen heilige beelden bijna tot gruis vergaan zijn. Vroeger zaten hier Franse Monniken die vooral het Antoniusvuur bestreden. Deze ernstige aandoening veroorzaakte hoge koortsen, misvormingen en leidde vaak tot de dood. Het werd veroorzaakt door het giftige moederkoorn, een zwarte schimmelinfectie die vaak in granen voorkwam (eigenlijk een soort paddo’s!).
Moederkoren met de sporen bevattende wolventand
De stof LSD is hieruit af te leiden en de hallucinaties die moederkoorn veroorzaakte heeft waarschijnlijk tot heksenprocessen geleid. Het was ook een geneesmiddel (nu nog in de Homeopathie)! De impact die deze ziekte had op de middeleeuwse samenleving kunnen we nu haast niet meer voorstellen.
De Gotische bogen waar de Camino onder doorloopt zijn een symbool voor de CF, net zoals de Arc van Capara dat is op de Ruta de la Plata.
Een paar jaar geleden werd altijd gewaarschuwd voor de agressieve hond die hier zat, maar nu is er zelfs een simpele refugio opgericht, waarmee de cirkel weer rond is.
De gele toorts als flechas?
Castrojeriz in de verte
Langs de wegen bloeien de gele toortsen zo uitbundig dat je bijna zou denken, dat de oorsprong van de gele pijlen (Las flechas amarillos) hierin ligt!
Voor ons hebben we mooi zicht op de bergpiek van Castrojeriz met zijn oude Visigotische burcht op de top. Castrojeriz is één van de oeroude plaatsen aan de Camino. Tegenwoordig zijn er nog maar 1100 inwoners.
Langs de kapittelkerk van Santa María del Manzano (Heilige maagd van de appelboom) gaat het links het stadje in over een echte Sirga die de voet van de berghelling volgt.
De Sirga is één langgerekte straat waar de bebouwing aan ligt. Het lijkt daarom groter dan het is. De grote refugio is speciaal met een bekende bebaarde Hospitalero; Resti. Wel een refugio voor het echte Pelgrimsgevoel omdat gewekt wordt met Gregoriaanse muziek en een ontbijt. Alles nog steeds donativo! 9 Jaar geleden was ik hier met de beste herinneringen. Nu lopen we door want het is nog vroeg.
We zoeken een bar die open is en gaan aan de koffie. De bar is gebouwd in een oude wijnpersschuur, waar een zware steen met houten bomen en wartels het sap uit de druiven perste.
Oude wijnpers
Steile wanden volgende Meseta
Intussen is er wel wat veranderd in de landbouw want de druivenvelden zijn hier verdwenen. Het is vooral tarwe zover je zien kunt.
Het stadje uit gaat het door een vlak gedeelte, zelfs op een soort dammetje over de Río Odrilla en je aan de voet staat van de steile wand van de volgende tafelberg.
Het weer is echt Spaans en typisch voor de Meseta; fel licht en brandend heet.
Castrojeriz - Fromista
Voor de klim is wel een uurtje nodig en boven aan de helling is een schitterend uitzicht over de Meseta naar twee kanten.
Terugblik op Castrojeriz
Vooruitblik
Hier is goed te zien hoe het tafelgebergte steeds ongeveer dezelfde hoogte heeft, maar doorsneden wordt met valleien en dalen. Bijna onvoorstelbaar zijn de grote aantallen windmolens die worden opgericht.
Dit alles geeft een groot gevoel van ruimte in een heldere onbezoedelde lucht. De tarwevelden zijn hier al geel verkleurd in tegenstelling tot wat we een paar dagen terug hadden in Navarra.
Picknickplaats
bij de Fuente del Piojo
Een uurtje verder komen we bij een welkome bron de Fuente del Piojo, wat letterlijk bron van de luis betekent.
Het water loopt zo uit een pijpje in de muur, maar we drinken dit koele water zonder problemen. Ernaast is een picknickplaats aangelegd waar de pelgrims dankbaar gebruik van maken. Toch zie je dat het helemaal niet zo druk is en van verhalen over drommen mensen die zich naar Santiago spoeden merk je hier niets.
Waar zijn al die Pelgrims?
Ermita de San Nicolás
Net voor Itero de la Vega kom je langs de Ermita de San Nicolás. Dit is de overgebleven kerk van een middeleeuws hospitium dat hier gestaan heeft. Een Italiaans Genootschap heeft het gerestaureerd en een wonderlijke refugio in opgericht. Weliswaar met maar 12 bedden en zonder elektriciteit, maar met een zeer speciale sfeer.
9 jaar geleden sprak ik een Oostduits meisje die hier geslapen had. Ze sleepte een viool mee en had nog nooit een zo mooie akoestiek meegemaakt als hier.
Na de brug overgestoken te hebben over de trage maar brede rivier de Río Pisuerga, wordt duidelijk aangegeven dat hier de grens ligt tussen de provincies Burgos en Palencia. Ze maken beiden deel uit van Castillië en León.
In Itero de la Vega is het tijd voor een wat langere stop bij een mooie bar. Peter de Zwitser zien we hier ook. Hij laat beide armen zien; vol met bultjes! Dit heeft hij overgehouden aan de refugio in Burgos, oorzaak: Chinchas of Pulgos. Vlooien of bedwantsen; een erkend probleem momenteel langs de Camino en waarschijnlijk afkomstig uit Noord Afrika.
In Roncesvalles werd regelmatig gedesinfecteerd met certificaat. Het ongelukkige is dat je deze beestjes niet ziet, omdat ze overdag in de kieren wegkruipen en ’s nachts een lekker hapje uitzoeken, wat Peter kennelijk was! Hij lag in de eerste barak, wij gelukkig in de tweede en hebben niets gemerkt.
Provincie Palencia
Voor Boadillo del Camino
We komen vreemde rechte kanalen tegen die natuurlijk gebruikt worden voor de irrigatie.
Naar Boadilla del Camino is nog een behoorlijk stuk, eenzaam en vlak. Het is de brandende Tierra de Campos en als er water is is dit perfect voor tarwebouw. De oude lemen duiventillen, de Palomares, staan er nog. Vroeger was de mest een belangrijke voedingsstof voor de velden, dat werd verzameld en de duiven waren een apart lekker hapje.
Er moet een goede refugio zijn waar we wel zin in hebben want we zijn het wel een beetje zat voor vandaag. De refugio ziet er groen, met grasveld en zwembad wel erg luxe uit, alleen zitten ze vol! Dan maar door voor de extra kilometers naar Fromista.
We rusten wat onder de kerktoren met ooievaars en lopen daarna met een behoorlijk tempo langs het lange Canal de Castilla. Rechte oevers met riet en peppelplantages aan de andere zijde; behoorlijk saai en doet bijna een beetje aan Nederland denken.
Canal de Castilla
De sluis
Het Canal is in 1700 aangelegd en gold toen als een technisch hoogstandje. Het is weliswaar niet geheel afgebouwd omdat de hoogteverschillen toch te groot waren, maar bevloeit de Tierra de Campos.
Deze laatste 6,5 km kosten de nodige inspanning en we zijn blij als we de reusachtige graansilo’s van Fromista eindelijk bereiken en over de sluis lopen.
Verbouwde hospitium
Fromista is wel saai
Loes praat nog uitgebreid met een ouder Spaans echtpaar. Op de Camino zie je weinig zwarte mensen en dat wekt toch extra interesse, wat ze met veel humor graag invult.
In Fromista is het zoeken naar een refugio. Als we hem denken te vinden, klinkt er een geweldige ruzie, daar hebben we geen zin in en lopen verder tot we een particuliere hostal vinden.
Het blijkt een middeleeuws hospitium te zijn die ze omgebouwd hebben. We nemen de eenpersoonskamers maar gauw en pingelen er nog het ontbijt voor de volgende ochtend gratis bij.
We zijn aardig moe na dit toch wel behoorlijke traject. Iets verder aan de snelweg zitten we in een restaurant eerst buiten, waarna de Pelgrims als vanzelf verschijnen en aanschuiven. Zo ook een Duitse vrouw die met allerlei pijntjes en ongemak te maken heeft, wat door Loes, zoals zo vaak, met opmerkelijke peptalk wordt verzacht.
Binnen laten we ons het Menu prima smaken. Het plaatsje is weliswaar erg oud maar ook een beetje saai, zodat we hierna toch nog op tijd het bed in duiken na 364 km!